maandag 23 november 2015

Het huis uit

Het huis uit

-p.11 t.e.m 55-

Ik hoorde harde bonken op de deur. Ik werd wakker van de tierende mannen. 'Politie! Opendoen, nu!'
Ik was nog slaapdronken. Je kent het wel, half wakker. Ik was bang, bang omdat ik de politie hoorde en mijn vader nog in de schuilkelder zat. Mijn moeder weigerde de deur te openen. Opnieuw hoorde ik ze roepen. 'Opendoen, opendoen!' Alleen de mannen liepen gevaar. Altans dan kon ik afleiden uit het gesprek van mijn ouders gisterenavond. Wat eigenlijk niet voor mijn oren bestemd was.

Ik opende de deur zacht. Ja wat moest ik doen? Ze daar uren laten staan? Ze gingen toch niet vertrekken. Mijn moeder was razend. Ze sloeg de deur zo snel mogelijk weer dicht. 'Ben je helemaal gek geworden? Vader zei nog dat deze mannen gek waren!' We moesten ons verstoppen. Ik rende naar mijn kamer, ik bracht eerst mijn broer in veiligheid. Met de woorden van mijn vader door mijn hoofd stopte ik hem in de kast. Zonder nadenken deed ik hem op slot en ik hield de sleutel bij alsof het mijn leven was. Wat ook waar was want mijn broer zat in deze kast.

De mannen geraakten eindelijk binnen. Ze sleurden mij en mijn moeder mee. Ik zag mijn moeder huilen, nog in mijn 10-jarig leven heb ik mijn moeder nog nooit zien huilen. 
We werden in een auto gesleurd, het maakte niet uit hoe oud we waren, hoe we eruit zagen, of we huilden of niet. Het gebeurde allemaal even bruut. Nog voor ik kon vragen waar we heen gingen zag ik mijn vader. Hoe kan dit nu? Ze hadden hem gevonden. We reden verder. God mocht weten waarheen.

We werden afgezet in een verlaten stadion. We kregen zo'n gele ster op elk kledingstuk. Mijn vader wou maar niet zeggen waarom. Iedereen huilt rondom mij en ik sta verbijsterd toe te kijken. Ik weet niet wat er gaande is.

Al 2 dagen zitten we zonder eten en drinken. We mogen geen toilet bezoek maken. Iedereen doet zijn behoefte waar hij kan. Het stinkt. We zijn viel en vuil. Ik walg van mezelf. Buiten deze zorg maak ik mij ook zorgen om maak is mijn broer. Zou iemand hem gevonden hebben? Zou hij eten hebben? Net op het moment dat ik dit vraag aan mijn ouders springt er iemand met haar kind van de reling boven ons. Ik kon mijn ogen niet geloven. Mijn moeder hield haar handen voor mijn ogen. Ik kon het ontwrichte lichaam van de vrouw zien. Ik boog mijn hoofd en begon te huilen.   


1 opmerking: