Weg bij mama
-p. 98 t.e.m. 168-
Iedereen moet zijn spullen bijeen rapen. We zitten nog steeds in het wielerstadion. Wat gebeurt er nu? Waar gaan we heen? We worden naar het station gebracht. We vertrekken, weg naar Parijs. We zitten wel even op de trein maar niemand weet wat er gaat gebeuren.
We komen aan, het eerste wat ze doen is mannen en vrouwen samen met kinderen apart trekken. Ook mijn moeder en ik worden in rijen apart getrokken. Vriendelijk kennen ze hier ook niet. Ik wil helemaal niet weg bij mijn moeder, laat me eens gerust denk ik bij mezelf. Ik hoor ze steeds roepen dat kinderen jonger dan 12 de ene kant moeten gaan staan en de moeders de andere kant. Er ontstaat chaos. Mijn moeder kan nog uit de rij ontsnappen om bij mij te komen. Ze geeft me een knuffel alsof het de laatste is. 'Jullie worden ergens heen gebracht, de mannen zijn reeds vertrokken.' Deze zin hoor ik wel tien keer.
Ik sliep toch alleen ondanks de vele andere kinderen rondom mij. Ik leerde Rachel kennen. Ze hielp me want ik voelde me echt niet goed. De dagen gingen voorbij maar ik vergat de ellende even., dankzij Rachel. We wouden ontsnappen. Weg van hier want die gemene mannen hadden nul emoties. Ik had al in geen dagen iets gegeten en hij staat voor mijn neus een heerlijk sappige appel te eten. Dit kan je toch niet geloven? Ons plan is waterdicht, het zou ons lukken. Maar neen poging 1: mislukt.
We groefden een gat onder het dek, de bewaker sliep maar hij ontwaakte. Deze man had in tegenstelling tot de anderen wel emotie. Hij zag wat we deden maar liet ons gaan. Hij hielp ons zelf! We renden, twee uur aan een stuk. Rachel kan niet meer mee. Ze ziet er slecht uit.
We komen aan een huis, piepen over de vensterbank maar worden weer even snel weggegaaid. We overnachtten in het hondenhok we waren doodop.
9 taal- en spelfouten, Yoni. Herlees je tekst goed voor je publiceert!
BeantwoordenVerwijderen